Boem is ho!
Met een klap raakt mijn hoofd de lantaarnpaal. Ik ben zelf verbaasd over het lawaai. “Waarom heeft mijn stok dat ding gemist?” denk ik vertwijfeld en wrijf over mijn voorhoofd. Schade is er niet, alleen mijn nek voelt niet helemaal lekker. Ik loop een van mijn dagelijkse rondjes en kom hier vaak. Normaal loop ik meer aan de binnenkant van de stoep. Het is vakantietijd, mensen houden hun voortuin daardoor minder goed bij en de takken hangen flink over. Bovendien heeft het net geregend en om te voorkomen dat ik steeds een natte tak in mijn gezicht krijg, ben ik op de rand van de stoep gaan lopen.
Ik ben al heel wat lantaarnpalen gepasseerd, maar deze is
aan mijn aandacht ontsnapt. Geïrriteerd over mijn eigen onoplettendheid vervolg
ik mijn weg. Een auto parkeert en iemand loopt mijn kant op. “Gaat het
mevrouw?” klinkt een vriendelijke vrouwenstem. Ik zag u tegen die paal opbotsen
en dacht even vragen of alles goed is.” Ik zeg dat alles goed gaat en bedank
haar voor haar zorgzaamheid.
Van binnen ben ik minder kalm. Ik schaam me kapot dat die
vrouw mijn blunder heeft gezien, baal opeens enorm van mijn beperking en voel
de tranen branden. Als ik de hoek om ben en de vrouw me niet meer kan zien,
laat ik de tranen stromen. Tot ik ineens bedenk dat dan misschien een andere
voorbijganger me zal vragen waarom ik huil.
Het gebeurt me zelden, maar soms steekt die pijn en dat
verdriet ineens de kop op. Meestal als me zoiets doms overkomt en iemand me te
hulp schiet. “Nee!” zou ik het liefst roepen, “Ik loop bijna nooit zomaar tegen
iets op of struikel over een stoeprand.” Ik ben als de dood dat mensen de
verkeerde conclusie trekken en denken dat ik dagelijks val en bots. Ik roep
natuurlijk niks en loop zo snel mogelijk door, hopend dat niemand mijn misser
heeft gezien.
Reacties
Een reactie posten