Puntje, puntje, puntje
“Eén, drie, vijf zes.” Roept mijn zus van een afstandje als onze klassen elkaar toevallig passeren in de gang van onze middelbare school. Onmiddellijk steek ik mijn hand op en zwaai lachend naar haar. Als we later die dag thuis zijn, lachen we samen om onze geheimtaal. Niet alleen mijn ouders en zussen leerden het brailleschrift, ook veel van mijn vrienden zorgden dat ze het onder de knie kregen. Heel wat Sinterklaasgedichten, kerstkaarten en verjaardagswensen krijg ik in deze vorm. Met prikpen en ruitjespapier leven ze zich uit om in spiegelbeeld de tekst te prikken, zodat ik hem kan lezen. Een tijd terug was ik samen met een middelbare schoolvriendin in Den Haag toen zij ineens riep: “Het lijkt wel of er braille op de ramen van dat gebouw staat. Grote ronde stickers vormden inderdaad woorden. We liepen van raam naar raam. Mij is ontgaan bij welk gebouw we zijn. Bij de ingang klonk ineens de stem van de portier: “Hallo dames, de hele tekst hangt vlak naast je in zijn geheel, dat