Een dag vol forens- en kantoortuinavonturen

Met plezier lees ik de columns van Japke D Bouma over de kantoor jungle. Voor mij enorm herkenbare situaties. De kantoortuin moet het daarin regelmatig ontgelden en dat snap ik helemaal. Op mijn nieuwe werk hebben ze alleen maar plekken in zo’n kantoortuin. We werken sinds kort in de “hybride mode” wat inhoudt dat je een deel van je tijd op kantoor werkt en een deel thuis. Ik vind deze combinatie heel prettig, maar het geeft wel wat uitdagingen. Een paar voorbeelden: Ik ben te weinig op kantoor om de routes in mijn hoofd te krijgen als die al vindbaar zijn. We zitten ergens in het midden en dus verdwaal ik steeds. Om bij de “vlek” te komen waar ons team geacht wordt te zitten, moet je slingeren tussen allerlei bureaus door. Voor mij ziet ieder groepje bureaus er hetzelfde uit en of ik nu een meter teveel naar links of rechts afbuig, geen idee. Normaal gesproken val ik dan terug op de mensen waar ik langs zou moeten lopen. Oren gespitst om te luisteren of ik al in de buurt ben. Maar de kantoortuin is maar voor een deel gevuld en dus is het er stil. Bovendien is iedereen die zit te bellen of overleggen vindbaar in een geluiddicht glazenhok, zodat je kan zien of het bezet is, voor mij ook niet echt helpend. Van de week liep ik te dwalen in de kantoortuin op zoek naar onze plek die ik ook nu niet kon vinden. Dus ik pak mijn telefoon en bel een van mijn collega’s. Ik hoorde vlakbij een telefoon gaan dus ik was er bijna. Het duurde even voor de collega mij zag, want ik stond natuurlijk net achter een plant. Letterlijk in de kantoorjungle dus. Of terwijl ik zit te werken, gaat mijn telefoon. O jee, nu moet ik dus opzoek naar een leeg glazenhok. Hopelijk kan ik het af zonder computer, want anders moet ik me met telefoon, laptop, leesregel, koptelefoon en stok verplaatsen. Dat past niet in twee handen, zeker niet als je aan het bellen bent. Ik vraag de beller wat de vraag is en probeer in te schatten of ik deze volksverhuizing ga inzetten. Gelukkig is de vraag kort en ik besluit aan mijn bureau te blijven zitten. Als ik even later naar een afspraak moet elders in het gebouw, beproef ik mijn weg tussen de bureaus nogmaals, maar dan in omgekeerde volgorde. Helaas ik neem een bocht te weinig in de slinger en loop me vast. Een collega heeft meegekeken en brengt me tot het punt waar ik het weer weet. Ik maak er maar een grapje van, inwendig baal ik dat ik hier niet zelfstandig van A naar B kan komen. Na een lange werkdag is het tijd voor de volgende uitdaging langs bouwhekken en over een open plein naar het station. Ik heb mazzel, want een collega moet dezelfde kant op en gezellig kletsend dropt ze me bij de goede OV-chip poortjes. Er zijn werkzaamheden aan het spoor dus mijn terugreis kan niet op de automatische piloot. In Utrecht hoor ik een omroepbericht dat mijn aansluitende trein vertraagd is en ik een kwartier kan inlopen op mijn reistijd. Aan de arm van een medereiziger loop ik de roltrap af in de hoop dat ik deze eerdere trein haal. Achter ons komt een jonge man aan gespurt. “Waar gaat je reis heen?” Vraagt hij mij. Ik neem aan een NS medewerker. Ik antwoord dat ik naar Amersfoort ga en hij antwoord vrolijk dat dit goed uitkomt, omdat hij daar ook heen moet. Hij trekt een sprintje en zorgt dat ik nog in de klaarstaande trein kan stappen. In de drukke trein helpt hij me een plek vinden. Daar aangekomen, pakt hij zelfs mijn rugzak aan. Wat een galante jongeman, denk ik als ik ga zitten. Hij belooft me in Amersfoort weer op te zoeken. Op het perron wil ik toch weleens weten of hij inderdaad van de NS is. Dat blijkt niet het geval. Wel loopt hij mee naar de uitgang en vraagt welke bus ik moet hebben. Als we bijna bij de bussen zijn, zegt hij: “Oh wacht even,” en trekt opnieuw een sprintje. Niet veel later is hij terug met de melding dat hij de wegrijdende bus voor mij heeft tegengehouden en brengt me naar de ingang. Op deze manier wordt mijn reis nog een kwartiertje korter. Helemaal verbaasd door deze actie check ik voor de zekerheid bij de chauffeur of het de goede bus is. “Dit is lijn vijf.” zegt ze. Ik ga zitten en ontdek na een paar haltes dat ik in lijn zeven zit. Afgezien van een andere route komt deze bus ook bij mijn bestemming aan dus er is niks aan de hand. Een paar haltes later ontdekt ook de chauffeur geschrokken dat ze mij de verkeerde lijn heeft genoemd. Ik stel haar gerust door te vertellen dat ik mee ga tot het eindpunt waar zowel lijn vijf als lijn zeven komen. Een halfuur eerder dan gedacht ben ik thuis. Het was weer een dag vol Forens- en kantoortuinavonturen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het beestje bij de naam noemen

Commissiedebat

Een mix van nagelnieuw en eerder gezien