Met de paplepel
“Wat voor partner wil jij later?” vraagt onze ene zoon aan de andere. “Ik blijf single,” antwoordt deze stellig, “veel te veel gezeur.” Ik schiet in de lach en zeg dat zijn standpunt vast wel verandert.
Zoals vaker bij dit onderwerp, vragen ze aan ons waarom wij in vredesnaam voor elkaar gekozen hebben. Allerlei argumenten volgen. Ze begrijpen niet wat ik leuk vind aan hun vader. Vervolgens moet ik het ontgelden.
“Als ik later een vriendin krijg, wil ik in elk geval nooit iemand die blind is.” Je zou misschien denken van niet, maar mijn jongere versie is het op dit punt met onze oudste eens. Toen ik jong was, had ik niet veel voorwaarden aan een partner, maar blind mocht hij niet zijn, dat leek me ongelofelijk onhandig.
Inmiddels denk ik hier genuanceerder over. Iemand die net als jij iets niet kan, kan zich veel beter in jouw situatie verplaatsen. Je deelt iets op een manier die niemand anders snapt. Toch ben ik heel gelukkig en blij met mijn goedziende man. Dat gedeelde stukje vind ik bij goede vriendinnen.
Mij lijkt het dan weer onhandig voor mijn man zo’n blinde vrouw. Hij ziet dat anders. “Ik wist waar ik aan begon.” Zegt hij vaak lachend.
Toch denk ik dat het helpt dat hij vroeger al jong zijn moeder hielp, omdat zij een slechte rug had. Voor hem is hier en daar iets extra’s doen met de paplepel ingegoten.
Stiekem weet ik dat dit ook voor onze jongens geldt. De kans dat zij een relatie krijgen met iemand die van het gemiddelde afwijkt, acht ik groot. Tegelijkertijd weten zij als geen ander hoe onhandig het is, als iemand niet alles vanzelfsprekend kan.
Ik ben benieuwd met wie ze ooit thuis komen. Mij maakt het niets uit! Of zoals mijn ouders altijd zeiden: “Als hij of zij maar kan klaverjassen.”
Reacties
Een reactie posten